Daar waar er muziek is
Het einde van de middag wordt met een zonnetje bedeeld, men verzamelt zich voor huize Prospectstraat 1135. Sam is er, wij zijn er, en Taxi Alfons is er klaar voor. Waar gaan we naartoe? “Daar waar er muziek is”, zegt hij. Taxi Alfons is een klein dikkig mannetje dat ons in z’n illegale taxi’tje de afgelopen maanden heeft rondgereden. Mamelodi, da’s hét township van Pretoria en de naam spelt haar omschrijving. Hij woont daar niet, onze taxibestuurder, hij vraagt ons genoeg geld voor dit ritje om een huisje in Pretoria te kunnen bekostigen. Alle andere ‘werkerzwarten’ van Hatfield blijken er wel te wonen, ze werken als schoonmaker, straatbewaking, vuilnisman, karrewagter, achter de toonbank, tussen de schappen, of zoals Sam; als tuinman. Zijn overal en strohoed heeft de lachende neger van middelbare leeftijd verruild voor een driedelig pak waarmee hij maar al te graag op de foto gaat. “Just like the Americans.” zegt onze gastheer met witte Broadwayhoed grijnzend.
Bier en vlees wordt ingeladen, we rijden langzaam door spitsuur Pretoria, draaien de N4 op en sorteren dan uit bij de betreffende afrit; zwarten linksaf (Mamelodi), blanken rechtsaf (Garsfontein). De tegenstellingen liggen weer eens voor het oprapen. Het landschap ziet groen en doet landelijk aan, rechts verschijnt een bruine betonnen muur met zes lagen elektriciteitsdraad waar vanachter de toppen van kasteelhuizen naar ons loeren. Om te sarren lijkt de entreelaan voor het complex extra rijkelijk te zijn belijnd met sappig gras, bloemen en hoge palmbomen, een grote poort geeft toegang tot een wereld binnen muren die wij rechts laten liggen. Niet veel later verdwijnt zoals gewoonlijk in Afrika het asfalt waar wij op rijden en dringt stof de taxiramen binnen.
Dan is ‘Mams’ uiteindelijk daar. Ik krijg het gevoel op een camping te zijn aangekomen zodra we uitstappen voor het golfplaten hutje waar we zullen braaien met Sam. Waar Kliptown in Soweto een soort stoffig en ongezond rotzooiig jeugdland was, en kuststreek Mozambique een tropische groene ruime camping, is ‘Mams’ een camping van het Spaanse costa type. Rechte lanen, en vierkante afgezette perken met daarop een hutje dat staat te branden in de zon. Er kan gekozen worden voor elektriciteit of geen elektriciteit, en hoewel het hutje van Sam zich in de eerste categorie bevindt blijkt er geen kabel te zitten naar de hoofddraad en moet elektriciteit voor de muziek van vanavond van de buren komen, dit alles natuurlijk tegen een ‘vriendenprijsje’. Waar wij voor betalen, net zo goed als wij voor de drank en het vlees betalen waarmee we half Mamelodi moeten voeden. Want al gauw is het duidelijk dat er een braai wordt gehouden en komen buren en voorbijgangers aan om een ‘handje mee te eten’.
De avond valt, en het Mams dat zich kilometers lang uitstrekt naar het westen, wordt een zee van lichtjes tot de grenzen van waar er elektriciteitspalen staan. Aan de noordkant klimmen donkere hutjes tegen een bergkam op en op de campingplaats van Sam begint de braai met een gebed. De Here wordt in Sepedi toegesproken waarna met “amen” wordt besloten en iedereen zich voorstelt en bedankt; een rij witten tegenover een rij zwarten applaudisseren voor elkaar. De accordeon wordt dan gepakt en Sam en een buurman van twee turven hoog zingen en dansen in een nachtelijk Mamelodi over “The rainbow nation”, “Black en white come together”, “Education for everyone”, dat het allemaal gaat goedkomen met dit land en verdere wensen in een voor mij onverstaanbare Afrikaanse taal. Zoals al eerder blijkt ook nu dat dat er onder zwart Zuid-Afrika een enorm geloof is in de toekomst, een wil om samen te leven in een land waarin de cultuurverschillen enorm zijn en het voor hen niet uit maakt of je wit of zwart bent, bruin of geel. Een opvatting die niet veel van de hier wonende blanken met ze delen.
De avond vordert. Taxi Alfons komt aan en eet wat mee om zijn buik in conditie te houden. Muziek kraakt uit de boxen die door de buren zijn geïnstalleerd, en Sam vertelt ons dat hij even iets moet verzinnen op het feit dat nu een van de twee andere vrouwtjes, die hij heeft naast zijn echtgenote, zegt langs te willen komen. Monogamie is enkel iets voor blanken. Niet veel later komt dit feest op zijn einde, iedereen moet morgen natuurlijk weer vroeg in een minibusje om op tijd op het werk te zijn. We bedanken, groeten en rijden weg, naar de andere wereld zo’n twintig kilometer verderop. De eerste wereld waar wij niet veel later aankomen en al snel weer onze vertrouwde plaatsen innemen achter een bier ergens op het ‘zuipplein’ Hatfield. Daar zijn de taken weer verdeeld en doet iedereen waar hij voor gekomen is, de blanken om te zuipen en de zwarten om te werken.